Dit was mijn vraag als kleuter van vijf jaar oud, toen moeder Kraan, die ik voor het gemak tante Mammie noemde, tijdens het afscheid op een regenachtige nacht in het voorjaar van 1944. Ik was een Joods jongetje, dat ondergedoken was bij de familie Kraan. Ik was daar gekomen, een half jaartje eerder, achterop de fiets van Truus, de jongste dochter van de weduwe Kraan, die van het ondergrondse verzet de opdracht had gekregen mij van het laatste (nu gevaarlijke, door verraad van de buren) naar een nieuw onderduik adres moest brengen).
In plaats van mij naar het adres te brengen dat ze had gekregen van de ondergrondse, besloot Truus om mij naar huis te nemen, met de bedoeling haar moeder te smeken om mij in huis te nemen, misschien onverstandig, maar vele mensen levens werden in die dagen gered door goede zielen.
Truus was toen 18 jaar oud, en samen met haar oudere broers en zusters erg actief in het ondergrondse werk was. Ik was toen nog een heel lief jongetje, dat absoluut niet begreep waarom hij elke keer van de ene plaats naar de andere werd gebracht. Bij Tante Mamie mocht ik het langs blijven, in plaats van twee / drie weken logeren, was ik daar een half jaartje geweest, en nu, zonder dat ik iets erg stouts had gedaan, moest ik weer weg.
Wat ik natuurlijk niet wist dat een van de buren begonnen was met vragen waarom dat kleine jongetje bij de familie Kraan niet naar huis ging. De man van Tante Mammie was ook bij de illegaliteit geweest, maar helaas was een jaartje geleden overleden. Hij had een architect bureau, waar Piet van Nieuwkoop, mijn toekomstige pleegvader werkte. Zijn gezin was een familie van 5 kinderen, de oudste Jaap was ongeveer 15, en de jongste dochter was ongeveer twee jaar ouder dan ik.
De familie van Nieuwkoop leefde in een huis naast de kerk, op de prins Mauritzlaan in Oegstgeest (dicht bij Leiden), de gehele wijk was gevorderd door de Duitse leger, behalve twee woningen, de eerste woning van een NSBer, tegen over het huis van van Nieuwkoop en het huis van van Nieuwkoop, die ouderling was van de kerk. Daar in een omgeving van Duitse officieren, in een familie van vijf kinderen, viel de zesde niet op. Jannie, mijn pleegzus vertelde de volgende dag na mijn aankomst in de familie, dat ze een nieuw broertje hadden gekregen, die al 5 jaar oud is.
Tot 5 maanden na de oorlog woonde ik bij de familie van Nieuwkoop, mensen die ondanks het gevaar, een Joods kind in huis namen en hem met alle liefde opbracht.
Beide families, de Kraan en van Nieuwkoop zijn geĆ«erd door “Yad va Shem”. Ik heb met de dochters van beide families nog steeds geregeld contact.
P.S. ook de NSBer tegen over wist dat ik een Joodse onderduiker was, maar hij heeft mij niet verraden, en speelde ik met zijn dochtertje (heel er blond) wat mij natuurlijk nog een extra veiligheid gaf. In zijn straf na de oorlog, werd zij zwijgen beloond met een verkorte gevangenis straf, wat met het meisje is gebeurd, weet ik werkelijk niet.
No comments:
Post a Comment